Menu Sluiten

Link Wray’s verboden gerommel

If it hadn’t been for Link Wray and Rumble, I would have never picked up a guitar.
– Pete Townshend –

Met het verboden instrumentale Rumble ontketende Link Wray een revolutie op de elektrische gitaar. Zijn powerakkoord legde de basis voor rock, punk en metal. Brede erkenning daarvoor blijft vijftien jaar na zijn dood nog altijd uit.

Rob Velthuis

Als we het hebben over échte rock-‘n-roll dan is voor Deke Dickerson, gitarist en publicist, Link Wray het uitgesproken voorbeeld: ‘77 jaar oud, optredend in groezelige motorbars, één long, te zwak om te spelen, maar hoe dan ook doorgaan’.

Dickerson speelde in voorprogramma’s van deze pionier van de elektrische gitaar, mocht zelfs het podium delen. Daar is hij trots op. Met spijt beschrijft hij in 2018 in het artikel Link Wray, inventor of the power chord, snubbed again de neergang van zijn held. “De laatste keer dat ik Link Wray zag, was hij te zwak om het podium van het Hootenanny Festival op te lopen. Twee van zijn bandleden droegen hem, zijn zwakke benen slepend achter hem aan, gitaar slingerend op zijn rug. Link stierf kort daarna.”

Dat einde kwam op 5 november 2005 in Kopenhagen. Het was typerend voor de obscuriteit waarin de muzikant met Indiaans/Amerikaans bloed was afgedaald dat het nieuws pas de 20e doorsijpelde. Toen Bob Dylan vanaf die dag in het Londense Brixton Academy vier concerten op rij kort en krachtig opende met de powerakkoorden van Rumble, concludeerde een recensent dat Link Wray in de zaal was. Een dag later volgde Bruce Springsteen in de Sovereign Bank Arena in Trenton met zijn ruige, instrumentale eerbetoon.

De twee grootheden onderkenden daarmee het historisch belang van Link Wray voor de popmuziek, door van de elektrische gitaar het dominante instrument te maken. De toevallig tot stand gekomen hit Rumble zal Dylan mede geïnspireerd hebben tot zijn controversiële beslissing in de jaren 60 om traditionele folkmuziek met elektrisch versterkte rock te versmelten. Die invloed werd ook onderkend door noem maar op welke gitaargod uit die periode, van Eric Clapton, Jimmy Page, Pete Townsend, Jeff Beck en Ritchie Blackmore tot een punker als Iggy Pop.

Hall of Fame

Het voornoemde artikel van Dickerson was dan ook door woede ingegeven. Diverse kanalen pogen al jarenlang om Wray zijn verdiende plaats in de Rock & Roll Hall of Fame te gunnen. Maar in 2018 kreeg godbetert het gecultiveerde Bon Jovi de voorkeur. Dickerson stak een tirade af over het toewijzingsbeleid van de Hall of Fame waarin  historisch besef is ondergesneeuwd door populariteitscijfers en commerciële belangen.

Maar: ‘Onder een microscoop is makkelijk te zien waarom Link is genegeerd: slecht management, geen huidig platenlabel, geen publicisten, liedjes over kippen en stiletto’s, een carrière van verkeerde afslagen en ongelukken zonder enige erfenis als afsluiting’, weegt Dickerson de keerzijde van Wray.

‘Link kwam op in een tijd waarin hij en zijn bandleden pistolen op hun versterkers moesten leggen om niet door de harde jongens in problemen te komen. In een tijd waarin hij en zijn broers muziek speelden omdat dat makkelijker was dan op het veld werken – dit was geen tijdperk waarin een straatvechter als Link Wray zich een verdomde publicist kon veroorloven. Aan het einde van de avond levend thuiskomen was de maatstaf voor succes. Jon Bon Jovi’s persoonlijke stylist verdient in een jaar waarschijnlijk meer dan Link zijn hele carrière heeft gedaan. Maar vergis je niet: er is letterlijk geen mens, levend of dood, die rock-‘n-roll meer belichaamt dan Link Wray.’

Rumble verboden

Laten we met die laatste stelling beginnen, en vervolgens naar de oorsprong zoeken van zijn getroebleerde leven van uitersten, met zijn muziek van uitersten en de uiteenlopende waardering daarvoor. Dat laatste gold zelfs voor dat ene nummer dat in voor en tegenspoed zijn handelsmerk werd en een symbool voor zijn rafelige levenswijze. Rumble, het enige op radiostations verboden instrumentale nummer. Dat hij bijna letterlijk tot in de dood uit zijn gitaar ragde.

Zelfs over de wijze waarop Rumble tot stand kwam circuleren verschillende versies die alle uit dezelfde mond kwamen, die van Link Wray. Eind 1957 sloeg Wray tijdens een optreden in Fredericksburg voor het eerst de befaamde vervormde powerakkoorden aan. In zijn ene versie ontstond voor het podium een vechtpartij en begon hij instinctief de noten te spelen die “God recht in mijn ziel schoot”. In de andere was er een verzoek van showpresentator Milton Grant, befaamd van populaire televisie- en radioshows voor tienermuziek. Hij vroeg om The Stroll, een recente hit van The Diamonds. Wray had geen idee waar het om ging. Zijn broer Doug drumde een ritme, waarop Link al improviserend met drie akkoorden reageerde. Geïnspireerd door de luide klanken zette zijn andere broer Vernon een microfoon voor de gitaarspeaker, met de ratelende vervorming als gevolg.

Ongehoord agressief

Het waren ongehoord agressieve klanken in een tijd dat de gitaar een dienende rol had, helder en zuiver bespeeld. Voor solo’s was de saxofoon het belangrijkste instrument. Nu ging het jonge publiek uit zijn dak en riep meermalen om een toegift van deze minimalistische gitaarblues. Daarmee was de geboorte van het powerakkoord in combinatie met vervorming een feit. Het veranderde niet alleen het geluid van de rock-‘n-roll, het stond aan de basis van rock, metal en punk.

Grant rook geld en bracht de broers samen in een ruimte waarin volgens Wray politici hun speeches inspraken. Op een enkelspoor bandrecorder werd het nummer als Oddball opgenomen. Om de rafelige klank van het podium te imiteren stak de altijd met geluid experimenterende Wray met een pen gaten in de tweeters van de versterker. Daarmee ontstond de eerste opname van de fuzz-tone, die Gibson in 1960 inspireerde tot het uitbrengen van de (Maestro FZ-1) Fuzz-Tone gitaar.

Aanvankelijk tevergeefs ging Grant de boer op met de single Rumble. Geen platenmaatschappij die wat zag in de melodieloze opeenvolging van riffs zonder kop of staart, eindigend in een vervagend oplopende vibrato. Er was nóg een zetje van het toeval nodig voordat het de (nummer 16) hit werd die tien weken in de top 40 stond. Een kopie kwam in handen van Archie Bleyer, oprichter van Cadence Records, die het ook niets vond. Tot zijn dochter Jacky het opzette tijdens een tienerfeestje en hem ervan overtuigde het uit te brengen. Het nummer deed haar denken aan de musical West Side Story over straatbendes, waarin een scène The Rumble is getiteld. Door haar werd het nummer omgedoopt in Rumble, slang voor straatgevecht.

Man in Black

Link Wray was de Man in Black lang voordat Johnny Cash met die bijnaam furore zou maken. Met donkere vetkuif, zwart leren jack en zonnebril trad hij op. Dit gevoegd bij zijn luide, vervormde gitaarklanken, en de associatie met geweld en de duivel was gelegd. Terwijl een deel van hem juist het tegendeel vertegenwoordigde. Wray onthield zich zijn leven lang van ‘Satans snoepgoed’ drank, drugs en tabak, was vegetariër en bezwoer dat Rumble hem ingegeven was door God. “I’m rumblin’ against Satan”, zei hij tegen journalist en fan Jimmy McDonough, die in 2006 het ruim 22.000 woorden omvattend eerbetoon Be Wild, Not Evil schreef.
De obscuriteit van het spookachtige, beangstigende Rumble droeg bij aan het succes. Veel radiostations deden het in de ban omdat het zou kunnen aanzetten tot geweld. Destijds waren elkaar bestrijdende jeugdbendes in Amerikaanse steden een groot probleem. Niet zelden kopten de kranten Rumbles in the streets! Jeugdcriminaliteit was onderwerp van nationale discussie. In 1957 was er zelfs een (verworpen) voorstel in het Congres om liedteksten door een commissie te laten toetsen voordat ze mochten worden uitgezonden of verkocht.

Net zoals de Amerikanen paranoïde waren door alles wat met communisme te maken had, ontstond er een aversie tegen rock-‘n-roll. Shows van deze als inferieur beschouwde ‘vervormde, monotone, luide muziek’ met opruiende teksten werden in veel steden in de ban gedaan. Het commerciële radionetwerk Mutual Broadcasting System weerde rock-‘n-roll platen, inclusief werk van de opschietende komeet Elvis Presley, die zijn op tv buiten beeld gelaten obscene heupbewegingen demonstreerde. Rumble hád niet eens tekst, laat staan heupen. Desondanks is het het eerste en enige instrumentale nummer ooit dat van radio en televisie is geweerd.

Indiaanse afkomst

Ook is bij de redenen voor die boycot verwezen naar de indiaanse afkomst van de Wrays. Inheemse muziek werd beschouwd als ‘een barbaarse en impliciete soundtrack tot rebellie’, zoals historicus John Troutman vaststelt in Indian Blues: American Indians and the Politics of Music, 1879-1934. Onderdrukking daarvan door de federale politie gaat terug tot zeker de spookdansliederen in de negentiende eeuw.

Wray was de zoon van een Shawnee moeder en claimde Cherokee bloed via zijn grootvader van vaders zijde. Als zodanig werd hij hard bewerkt door de meedogenloze racistische kartelzijde van de Amerikaanse samenleving. Robbie Robertson van The Band herinnerde zich in de documentaire Rumble, The Indians Who Rocked the World het advies van zijn Mohawk moeder: “Wees trots dat je indiaan bent, maar wees voorzichtig met wie je het deelt.”

Familieband

Frederick Lincoln Wray werd op 2 mei 1929 geboren in Dunn, North Carolina. Het verloop van zijn leven werd bepaald door de band met zijn familie. En op muzikaal gebied die met zijn oudste broer Vernon en jongste broer Doug. Van een aanvankelijk innige relatie vol plezier, creativiteit en succes tot de verbitterde en definitieve verwijdering. Dat laatste met verdeling van royalty’s, een jaloerse vierde vrouw en het gespleten karakter van Wray als voornaamste ingrediënten.

In de arme Black River Township groeide Wray op in een door zijn vader gebouwde hut met aarden vloer  zonder stromend water en elektriciteit. De gemeenschap bestond uit inheemse Amerikanen gemixt met zwarten en arme blanken. Zijn familie was niet alledaags. Wray had een grootvader die op zijn 96e de bak in draaide omdat hij weigerde zijn familie te onderhouden. De man werd 113.

Vader Fred Lincoln Wray senior kwam als een oude man terug uit de Eerste Wereldoorlog, verzwakt door mosterdgas. Hij vulde zijn invaliditeitsuitkering aan met werk als loodgieter.  Ook zijn indiaanse moeder Lillian, van wie Wray zijn donkere trekken had, was gehandicapt. Op haar elfde werd haar rug gebroken door een blank meisje dat een knie in haar ruggengraat drukte en haar lichaam aan de armen op en neer zwiepte tot er iets knapte. Haar ouders wachtten op haar dood; zelf vertrouwde ze op Jezus en overleefde, ofschoon ze kreupel bleef.

Klu Klux Klan

Lillian weigerde haar kinderen de Shawnee taal te leren uit vrees dat ze door de verkeerden betrapt zouden worden op het spreken ervan. Hun leven werd beheerst door angst. In huis gingen de olielampen uit en lakens over de ramen als de Ku Klux Klan in de buurt kruizen in brand stak. De kinderen werden dan verstopt in schuren, onder bedden en zelfs in holen in de grond.

“Ik heb de doodslakens zien komen, de zwarten naar buiten sleurend en opknopend aan bomen. De politie, de sheriff, de eigenaar van de apotheek, ze waren allemaal Ku Klux Klan. Ze deden hun maskers op en, als je iets verkeerds deed, sloegen je met de zweep of vermoordden je. Het was één grote hel, tot mijn vader ons eruit haalde en naar Portsmouth, Virginia bracht.” Een andere wereld, waar de Wrays zich verbaasden over het gasfornuis in huis, en de schakelaar die licht bracht.

Link Wray was een moederskindje. Dat had alles te maken met de handicap van zijn moeder en de daaruit voortvloeiende problemen bij zijn geboorte. Hij was voor altijd haar ‘kleine Shawnee Baby’. “Ik ben in de greep van Satan sinds ik geboren ben”, aldus de (bij)gelovige Wray. “Omdat mijn moeder kreupel was, zei de vroedvrouw tegen haar: ‘Om je leven te redden, moeten we de baby doden.’ Mijn moeder zei: ‘Dood mijn baby niet! Het kan me niet schelen of ik dood ga, je doodt mijn baby niet!’ Dus namen ze een metalen tang om me uit haar te trekken. Ik kreeg littekens aan beide kanten van mijn hoofd.”

God en de duivel

Daarmee waren God en de duivel in de geest van Wray verbonden. De eerste zegt Wray te hebben ontmoet toen hij samen met zijn broer Doug met TBC “in het dodenhuis lag”. Op een dag werd er in de grote badkamer gediscussieerd over religie. “Er werd me gevraagd waarom ik zo’n sterk geloof in God had, terwijl ik met hen in het dodenhuis lag. Ik antwoordde: Je zegt hetzelfde als de kerkoudste tegen Jezus zei: ‘als je Gods zoon bent, kom dan van dat kruis’. Ik wees met mijn vingers omhoog en God verscheen voor mij. Vervolgens vloog ik door de lucht tot God me weer rustige naar beneden liet. Doug was erbij, hij zag het. De zwarten werden bang en renden de badkamer uit. Toen Doug vroeg of ik gewond was, zei ik ‘nee, ik ben niet gewond. Ik zag God’. Doug zei: ‘Ik zag je vliegen, maar ik zag geen God’.”

Het hoofdstuk duivel speelde zich in 1976 af toen zijn moeder overleed tijdens plaatopnames van Wray in Engeland. Hij zat in zak en as omdat hij niet bij haar uitvaart had kunnen zijn. Na een lange opnamedag in de studio terug in zijn kamer “voelde ik plotseling handen over mijn lichaam kruipen. Onzichtbare handen over mijn borst, mijn nek en een stem zei ‘verdwijn uit deze kamer’. Ik pakte mijn kleren en schoenen bij elkaar en rende weg. Naar beneden, om te slapen op de keukentafel. Dat was zeker God niet. Het enige dat ik erover kan zeggen is, dat het iets duivels was.” Het zijn verbale claims voor wat ze waard zijn. Wray sprak met regelmaat verschillende waarheden.

Katoenplantage

Het geloof kreeg hij met de paplepel ingegoten. Zijn beide ouders predikten op straat of in het veld. Lillian nam haar kinderen mee naar haar werk op de katoenplantage, waar het eerste contact met muziek het samen zingen van liederen was.

Het gezin was te arm voor een radio, soms ving Link klanken op uit andere huizen. Toen Vernon geen belangstelling toonde voor de ontstemde gitaar die hij van zijn vader had gekregen, confisqueerde Link het instrument. Op een dag werd hij ermee op straat opgemerkt door Hambone, een wees opgegroeid in het langstrekkende circus waar hij allerlei instrumenten bespeelde. Hambone stemde voor Link de gitaar en speelde hem een aantal bottleneck bluesnummers voor.

Link Wray & His Wrayman

Het verhaal van Rumble is niet alleen dat van een hard, vervormd gitaargeluid. Het is ook het verhaal van Link Wray & His Wrayman. Al op jeugdige leeftijd traden de broers gezamenlijk op. Vernon (later Ray genoemd) aanvankelijk als frontman en zanger die door Link voorbij werd gestreefd en zich ontpopte tot technicus, producer en zakenman. Doug Wray was een beest van een drummer, die tot bloedens toe doorging.

Link had al snel door dat het schone, technisch perfecte gitaarwerk zoals Chet Atkins dat speelde niet voor hem was weggelegd. “Daarom zocht ik naar geluiden.” Hij experimenteerde met zelf omgebouwde gitaren, platenspelers, radio’s en versterkers en zocht daarbij de grenzen van vervorming en volume op, om daar overheen te gaan.

Voordat hij zijn muzikale ambities kon waarmaken, werd hij in 1951 opgeroepen voor dienst in Duitsland en later Korea. Daar liep Wray tuberculose op die pas in de zomer van 1956 werd gediagnosticeerd toen hij met een dubbele longontsteking werd opgenomen. Zijn leven werd gered tijdens een acht uur durende operatie waarbij zijn linkerlong werd verwijderd. Een jaar lang verbleef hij voor herstel in quarantaine, een periode waarin hij zich in het sanatorium over zijn gitaar ontfermde.

De Wrays speelden onder verschillende bandnamen uiteenlopende muziekstijlen. Ze begonnen met country en western swing als Lucky Wray & the Lazy Pine Wranglers (‘Lucky’ was Vernon) en Lucky Wray & the Palamino Ranch Gang met neef Brantley ‘Shorty’ Horton op bas. Tot Wray, die Elvis aanbad, zich tot rocker met zijn eigen stijl ontwikkelde. Met Link Wray & His Wray Men kwam de doorbraak met Rumble.

Instrumentale muziek

Aangezien Vernon niet slaagde als zanger en Wray dacht met zijn ene long niet te kunnen zingen, volgde een stroom van wilde instrumentale nummers. Daaronder de hits Rawhide en Jack the Ripper, Black Widow, Big City After Dark, Commanche, Run Chicken Run, Ace of Spades, Switchblade en Red Hot.

In livesets werden die afgewisseld met covers van zwarte hits die Wray in zijn eigen stijl bracht. De Wrays speelden avond aan avond in motorcafé’s en de beruchte clubs in de gewelddadige buurten van Washington, Pennsylvania. De verdiensten waren slecht, maar de vrijheid was beter dan fabriekswerk. En gevaarlijker. Wray, die zich op het podium altijd zo dicht mogelijk bij een uitgang posteerde, had altijd een stiletto op zak. Soms hadden de bandleden pistolen op hun versterkers liggen of moesten ze tijdens gevechten voor het podium snel hun apparatuur in veiligheid brengen. Het was een ruige wereld waarin Link Wray ontzag als frontman afdwong.

Eigen wereld

Vanaf zijn jongste jeugd leefde Link in een eigen wereld. Door mazelen had hij een slecht gehoor en zicht (vandaar die zonnebril op het podium). Hij stond bekend als aardige vent, die ineens enorm opvliegend kon zijn. Hij werd van de middelbare school afgetrapt omdat hij na een straf zijn leraar met een brandblusser achtervolgde om hem te vermoorden. “Het leek wel alsof ik kortsluiting had in mijn hersenen”, herinnerde hij zich later.

Voor zijn omgeving was hij vaak onbereikbaar. Had Wray geen gitaar in zijn handen, dan zat hij als koffieverslaafde uren naar de televisie te staren. Wegdromend in afleveringen van Batman en oude westerns.

Toen producers hem in andere muzikale richtingen wilden duwen, gooide hij de kont tegen de krib en viel hij terug op het platteland en zijn familie. Vernon had in Accokeek, in de binnenlanden ten zuiden van Washington DC, een boerderij gekocht waar de hele Wray-familie met vrouwen en kinderen onderdak vond. In die vroege jaren zeventig verdiende Link amper iets met het uitbaten van oude hits in obscure tenten. Doug was naast optredens een kapperszaak begonnen en Vernon baatte een kruidenierszaak en biljartzaal uit.

3-Track Shack Studio

Die laatste bouwde achter het huis een kippenhok om tot studio. Link stelde zijn drie sporenrecorder op in een kamer ernaast. En voila, de 3-Track Shack Studio is daar. Een ontmoeting met producer Steve Verroca leidde daar tot ongedwongen opnamesessies waarin de talenten van Link tot volle bloei kwamen. Samen met Verroca schreef hij de composities. “We gaan zitten, starten de band en spelen wat we willen. Als het goed is is het goed, en als het slecht is is het slecht”, was Wray’s motto. Niets was gepland.

Weg was de ruige gitaarsound. Link sloeg totaal andere, geïmproviseerde paden in. De eenvoud leverde een losse sfeer op, akoestisch was de ruimte een ramp. Verroca kwam op het idee om de versterker van Link in de tuin te plaatsen en het geluid vanuit het raam op te nemen. De door een lekkend dak roestige, ontstemde piano werd met dekens afgedekt en met een daaronder gestoken microfoon opgenomen.

Met een klomp op de vloer werd een basdrum nagebootst. Voor het nummer God Out West stak Link onder de snaren van zijn dobro een keukenmes dat hij met een vork op en neer langs de hals wrikte, waardoor het raspende geratel van een wasbeer werd opgewekt. Het onder de brandende zon tikkende golfplaten dak en de zoemende insecten completeerden de sfeer.

De gillende elektrische gitaar klonk spaarzaam, Link nam vooral bas, dobro en akoestische gitaar ter hand, en zong. En hoe! Er klinkt melancholie in stem en teksten door in zijn odes aan het plattelandsleven. Aardse muziek noemde hij het zelf. Country verrijkt met folk, soul, blues en zompige rock.

Kippenhoktapes

De sessies leveren honderden liedjes op waaruit drie platen werden gedestilleerd. De eerste, Link Wray uit 1971, is de parel die lovende kritieken krijgt maar commercieel flopt. Het is een verstopt meesterwerk dat wel is vergeleken met Exile on Main St. van de The Rolling Stones. De plaat verdeelt de volgers van Link Wray in twee kampen. Voor Jimmy McDonough is hij in zijn lange epos amper een voetnoot waard. Terwijl het journalistieke werk van John O’Connor voor Oxford American magazine zich juist focust op de kippenhoktapes. Ook Wiebren Rijkeboer besteedt er een lovend hoofdstuk aan in zijn boek Americana outlaws.

Link Wray is tevens de coming-out als Shawnee. Op de hoes staat Wray en profil gefotografeerd door Verroca, met lang zwart haar, een hoofdband, een shirt met prints van zijn stam en indiaanse sieraden. Binnen de indiaanse gemeenschap wordt het opgevat als een gewaardeerde daad van verzet. Een jaar na verschijning, zo is in de in 2021 te verschijnen biografie Link Wray: The First Man in Black van Dana Raidt te lezen, staat een dozijn indianen zwijgend bij een optreden in Greenwich Village. Na afloop omhelzen ze hem een voor een en betuigen hem hun steun.

Wray kwam laat met zijn identiteit naar buiten omdat hij zich bewust was van zijn zwakke positie. Muziek bood arme Amerikanen kansen, maar het verschil tussen arm en arm was immens. Wray vergeleek zijn Shawnee-armoede met de blanke man-armoede van Elvis Presley, volgens Raidt een vergelijking van rotte appels met appels. Hijzelf bleef obscuur en arm, waar zijn idool schatrijk werd.

Ontbrekende schakel

Ook met eerbetoon werd hij bij leven niet verrijkt. Pas in juni 2009 werd Rumble opgenomen in het National Recording Registry, een lijst van geluidsopnamen die ‘cultureel, historisch of esthetisch belangrijk zijn en/of het leven in de Verenigde Staten bezielen of weergeven’. In een bijbehorend essay over Wray en Rumble wordt opgemerkt: “Hij werd de ontbrekende schakel in gitaarrock genoemd, de verbindende kracht tussen de vroege bluesgitaristen en de latere gitaargoden van de jaren zestig (Hendrix, Clapton, Page). Hij is de vader van de vervorming en fuzz, de schepper van het powerakkoord en de peetvader van metal . . .”.

In januari 2019 kreeg Rumble een plaats in de Grammy Hall of Fame. Een jaar eerder was de voor fans zo begeerde Rock and Roll Hall of Fame schuchter om de hoek komen kijken. De compositie kreeg een plaats in een nieuwe categorie: singles van artiesten die nog niet in de eregalerij worden geëerd, maar de rock-‘n-roll mede vormden.

Ontnuchterend

Natuurlijk lagen aan zijn obscuriteit meer factoren ten grondslag dan afkomst. Bijvoorbeeld zijn onverzettelijke artistieke integriteit waarbij zijn commerciële ambities in het niet vielen. Daarbij liet hij zich afschepen door managers. Zelfs door zijn broer Vernon, die zich financieel veel permitteerde maar zijn bandleden afscheepte met fooien. In de topjaren van Rumble kreeg Link niet meer dan 100 dollar per week. Vlak voor Vernon stierf had hij Link de ontnuchterende reden gegeven: “Jij had de roem, dan kon ik het geld wel nemen”. Althans, zo luidde de waarheid uit de mond van de verbitterde Link.

In de eerste decennia van zijn carrière zette Wray nimmer een handtekening onder een platencontract. Als credits voor Rumble en andere hits staan de namen van zijn vader F.L. Ray en Milton Grant. Dat werd pijnlijk in de jaren negentig, bij de hernieuwde belangstelling voor Link Wray dankzij de filmindustrie. In onder meer Pulp Fiction, Desperado, Independence Day en The Sopranos bleek zijn gitaargeweld de ideale begeleiding bij bewegende beelden.

Tot op de dag van vandaag echoën de nauwelijks te ontrafelen verwijten over de verdeling van royalty’s na, terwijl alle broers al lang dood zijn. Vernon, volgens veel bronnen de kwade financiële genius, pleegde in 1979 met kanker in zijn lijf zelfmoord. En liet tot woede van Wray alle rechten na aan zijn dochter Sherry.

Privédrama’s

Een jaar later vestigde Link Wray zich met de jonge Deense studente Olive Julie Pavlsen in Denemarken, daarbij in de VS een spoor van privédrama’s achter zich latend. In 1983 schonk Olive hem een zoon, Christian Oliver. Volgens diverse bronnen was zij een oeverloos uit haar nek kletsende, egocentrische en jaloerse vrouw. Ze claimde Wray totaal voor zichzelf door hem af te zonderen van de buitenwereld, vooral van zijn verleden. Wray liet in Amerika drie ex-vrouwen met zijn acht kinderen achter. Het contact met hen was vanaf 1980 verwaarloosbaar, en werd afgekapt als zijn laatste bruid achter initiatieven daartoe kwam. Zij lichtte hen zelfs niet in over zijn overlijden.

Olive drong zich op als manager, in welke rol ze contracten afsloot die niet werden nagekomen en klaagde over nooit ontvangen royalty’s. De tournees die ze regelde waren low budget aangelegenheden, slopend voor een aftakelende rocker. Ze verscheen met tamboerijn op de podia, tot afgrijzen van bandleden volgens wie ze geen enkel gevoel voor muziek had. De eens dominante Link Wray liet het gelaten gebeuren, geen schim meer van wie hij ooit was.

De pijn die doorklonk in zijn muziek had volgens Wray niets te maken met zijn gestrande huwelijken. “Geen verdomd wijf is de bron van mijn pijn”, vertelde hij Jimmy McDonough. “Die pijn komt van mijn moeder van deur tot deur te zien boter verkopen voor vijf cent, van mijn vader trillend in een hoek te zien staan, met uitvallende haren en tanden, terwijl niemand er iets om gaf. Dat is waar de pijn in mijn muziek vandaan komt.”

Geplaatst in Sleutellied

Gerelateerde berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.