Menu Sluiten

Charles Aznavour (1924-2018)

Van kwelling tot thuiskomst

Bloeien op vreemde bodem zonder de kleuren van het verleden te verliezen, dat is integratie
-Charles Aznavour-

Charles Aznavour was de laatste grootmeester van het Franse chanson. Als ongeschoolde jongeling bevocht hij de status van wereldster die hij tot zijn dood strijdbaar bleef bestendigen.

Rob Velthuis

Nooit stoppen is een manier om niet oud te worden, of op zijn minst niet als oud te worden beschouwd, zei hij in 2011. Charles Aznavour wilde doorwerken tot het einde, met schrijver Tolstoj en beeldhouwer Rodin als voorbeeld. Als het aan hem lag had hij Jeanne Calment uit Arles, in 1997 op haar 122ste overleed, verslagen als oudste landgenoot. Optreden kon altijd nog op een stoel.

In talloze zalen was Aznavour de oudste die er ooit optrad. Spottend werd gesproken over afscheidstournee zodra hij zijn muzikale wereldreis weer had verlengd. Met humor bleef hij zijn houdbaarheidsdatum relativeren. Bijvoorbeeld door zelf in 2015 een Farewell Tour aan te kondigen, zonder einddatum. Toen de broze man begin 2018 in Amsterdam een, uiteraard uitverkocht, AFAS Live aandeed, sneerde hij over Franse journalisten die jaren her vonden dat hij te oud was om op te treden. Maar inmiddels zelf allemaal dood waren.

Harde leerschool

De Franse evenknie van Frank Sinatra (1915-1998) had relativeren geleerd tijdens de harde leerschool van zijn jeugd. Ofschoon hij mokkend kon blijven hangen in die periode als het aankwam op zijn ongeschooldheid waarmee hij bleef worstelen. Ofschoon hij groten der aarde op cultureel en politiek gebied niet alleen de hand schudde, maar er ook mee samenwerkte.

Mogelijk was het begin van zijn carrière vlotter verlopen als zijn vluchtende ouders niet in Parijs waren blijven steken, maar het visum voor de Verenigde Staten hadden gekregen waarop ze daar wachtten. Juist in die periode werd Chahnour Varinag Aznavourian geboren. Aan de andere kant leerde Aznavour in Parijs de mores van de straat en werd hij een volhardend vechter voor zijn droom. En voor het land van zijn ouders, Armenië.

Zijn vader Micha was zanger, zijn moeder Knar actrice met een literaire graad. In een kamer van 25 vierkante meter in het zesde arrondissement in Parijs woonden ze tussen Joodse vluchtelingen van vele nationaliteiten. Met veel liefde, zoals Charles zich herinnerde, maar nauwelijks bestaansmiddelen.

Gepassioneerd

Micha was een harde werker en een gepassioneerd zanger, maar had geen gevoel voor zaken. Hij opende een restaurant, liet er Hongaarse orkesten spelen maar serveerde kansarmen en zogenaamde vrienden teveel gratis lunches. De boel ging failliet. Moeder Knar hield de boel als naaister overeind, maar voor onderwijs was geen geld. Aznavour was tien toen hij van school af moest.

Met zijn één jaar oudere zus Aida bezocht hij in de buurt een theaterschooltje, feitelijke zijn enige opleiding. Als negenjarige ging hij al theaters langs, bedelend om baantjes als komiek, danser en acteur, of hij verkocht kranten. “Ik heb nooit een jeugd gehad”, zou hij later zeggen. Hij kreeg in 1936 zijn eerste filmrolletje. Ofschoon Aznavour zijn grootste bekendheid verwierf als zanger en liedjesschrijver, beschouwde hij zich bovenal als acteur. Hij speelde in meer dan een zestig films.

Cosmetische correctie

Voor hij doorbrak, moest Aznavour handicaps overwinnen. Met zijn in het oog springende grote Armeense neus werd hij tijdens de Duitse bezetting meermalen gearresteerd. Zijn legitimatie werd gewantrouwd, “ik werd gedwongen mijn broek omlaag te doen”. Toen zanglegende Edith Piaf zich over hem ontfermde, onderging de neus op haar aandringen en kosten een cosmetische correctie.

Aan zijn lengte (1.61 meter) viel op de operatietafel niets te doen. Die zou hem bij de kritische Franse pers de bijnaam Toulouse-Lautrec opleveren, naar de gehandicapte, deels door dwerggroei misvormde schilder. Zelfs zijn stem dreigde hem op te breken. Zijn wat raspende geluid werd veroorzaakt door een verlamde stemband. Piaf hielp hem over zijn angst voor die beperking heen.

Gebroken stem

Aznavour beschouwde zijn stem als mediterraans en zijn wijze van liedjes schrijven als westers. Die mix, zo luidde zijn theorie, maakte hem aantrekkelijk voor een breed publiek. “Het is moeilijk te geloven dat mensen zeggen dat ik een mooie stem heb”, zei hij. En in zijn nadagen: “Het is een zwakke, gebroken stem waarmee het moeilijk werken is.”

Zijn muzikale vorming was internationaal. Van zijn vader leerde hij Russische, Italiaanse, Armeense, Joodse en zigeunerliederen. Engels leerde hij van de nummers van Fred Astair, Mel Tormé en Frank Sinatra. Hij deed invloeden op bij de zwarte Amerikaanse muziek, die Parijs dankzij Josephine Baker overspoelde. Hij hield van de tango en bestudeerde Arabische, Iraanse en Spaanse muziek. Ook leende hij voor zijn melodieën en ritmes uit rock, jazz, samba en bossanova. Een specifieke Franse muziekstijl bestond volgens Aznavour niet. “Misschien is alleen de accordeon specifiek Frans.”

Schrijver

Wat Aznavour onderscheidde van zijn tijdgenoten was dat hij zijn eigen liedjes schreef. Hij begon als schrijver. Zijn liedjes werden omarmd door Piaf, Gilbert Bécaud, Juliette Gréco en Eddie Constantine en later, toen hij in het Engels schreef, zangers van over de hele wereld. Toch waren die liedjes voor hemzelf bedoeld: “Ik was geen kleermaker die op maat voor anderen schreef”.

Eerste kwamen de woorden, later de melodie. Inspiratie vond Aznavour overal, altijd had hij pen en papier bij de hand. “In het Franse chanson bepaalt de tekst de muziek”, zei hij in 1998 in de New York Times. “Het is curieus dat de meeste Franse liedjesschrijvers mensen zoals ik zijn, zonder hoge opleiding. Mensen van de straat. In het chanson wordt een soort straatwijsheid ineens literatuur. Het is hetzelfde principe als country en western uit de Verenigde Staten. Of rap en de troubadourtraditie van Arabische muziek. De liedjes vertellen verhalen, soms kinderachtig, maar altijd goed geschreven.”

Aznavour wilde schrijven wat hij wilde, zoals in de literatuur gebeurde. Hij was in 1972 een van de eersten die het in ‘Comme Ils Disent'(1972) opnam voor de homogemeenschap en in ‘Ils Sont Tombés’ (1976) over de Armeense genocide zong. De liedjes werden geboycot op de radio. ‘Mourir d’Aimer’, over een verboden liefde tussen lerares en leerling, werd geweigerd voor de gelijknamige speelfilm uit 1971 van André Cayatte.

Strijdbaar

“Ik bleef volharden in schrijven wat ik wilde tot ze het moe waren, en ik steeds meer kon zeggen. De strijdbaarheid voor zaken waar anderen niet over durven zingen, heb ik nog steeds”, zei hij in 2016.

Zijn carrière in Amerika kwam moeizaam van de grond. Zijn schaarse brood lag in tweederangs clubs, waar zijn mix van openhartige (liefdes)liedjes en zijn wat onbeholpen maar expressieve zangstijl eerder verwondering dan bewondering oogstten.

Tot hij in 1956 na een recital in Casablanca een staande ovatie kreeg, naar de top van de affiches steeg, grote zalen ging bespelen en grotere rollen in betere films kreeg, onder meer als pianist in ‘Shoot the Piano Player’ (1960) van Francois Truffaut. Die rol zette het publiek aanvankelijk op het verkeerde been, hij speelde op het toneel geen piano.

Medeplichtige Piaf

Aznavour profiteerde in die beginjaren van het netwerk van de op 48-jarige leeftijd gestorven Edith Piaf, bij wie hij acht jaar in huis woonde en een vriendschap opbouwde die de liefde oversteeg. Waarin seks achterwege bleef, al kon hij daarvan amper iemand overtuigen. Hij was haar chauffeur en manager, zij “mijn ideale medeplichtige”.

Aznavour beseft dat hij met Franse chansons geen internationale ster zou worden. Dat werd hij wel met Engelstalige nummers als ‘She’ en ‘Yesterday when I was Young’ en het tweetalige ‘For Me Formidable’. Hij schreef 800 liedjes in acht talen, nam er 1200 op, bracht meer dan honderd albums uit, verkocht er meer dan 123 miljoen en speelde in meer dan zestig films.

Tijdens tournees schakelde hij moeiteloos van taal, temeer een reden om in zijn nadagen kritiek op het gebruik van een autocue te verwerpen. Als 90-plusser was hij onzeker over zijn geheugen, toch zong hij de ene avond een halve show in het Engels, en de volgende in het Spaans of Italiaans, met tussendoor liedjes in het Duits en Russisch.

Blik verruimen

Hij bleef in die periode doen wat hij altijd had gedaan: klassieke boeken lezen om zijn blik te verruimen en betere teksten te kunnen schrijven. Nachten doorbrengen achter zijn vleugel in zijn werkkamer. Achter die tomeloze werklust lag zijn verwijt aan de ‘luie Franse jeugd’, die hij verantwoordelijk achtte voor de tanende invloed van het Franse chanson.

Op zijn beurt kreeg Aznavour kritiek toen hij in 1976 naar Zwitserland verkaste, een belastingtechnische verhuizing. Daar stond zijn politieke en maatschappelijke betrokkenheid tegenover. Twee jaar geleden vroeg toenmalig Frans president François Hollande hem om zijn mening over het vluchtelingenprobleem. Waarom kon dat niet worden opgelost, zo vroeg Aznavour zich af, met al die leeglopende dorpen in Frankrijk.

Afkomst

Hij verloochende zijn afkomst als zoon van vluchtelingen niet. “Bloeien op vreemde bodem zonder de kleuren van het verleden te verliezen, dat is integratie.” De aardbeving die in 1988 Armenië trof, noemde hij het keerpunt in zijn leven. Hij doneerde de opbrengsten van zijn nummer één hit ‘Pour Toi Arménie’ (opgenomen in samenwerking met tachtig artiesten), bracht tweehonderd miljoen dollar steungeld bijeen en zorgde in de decennia daarna voor talloze hulpprogramma’s. “Ik ben de grootste bedelaar ter wereld.”

In 2017 vestigde hij samen met zoon Nicolas de Aznavour Foundation om educatieve, sociale en culturele programma’s te waarborgen. Het eerste project was het Charles Aznavour Museum in de Armeense hoofdstad Jerevan, waar een plein naar hem is vernoemd. In Gyumri verrees een standbeeld, en hij kreeg in 2008 zelfs de Armeense nationaliteit.

Zelfstudie

Een jaar later werd hij Armeens ambassadeur in Zwitserland en bij de Verenigde Naties. Niet als marionet van de president (“Slim van hem, via mij gingen al zijn deuren open”), maar om “via zelfstudie ook in de diepte mee te converseren”.

Steeds vaker verschenen in zijn laatste jaren berichten over korte ziekenhuisbezoeken of afgelaste concerten, zoals eind 2015 tweemaal in Amsterdam. Toch bleef hij volharden in rondreizen: “De dag dat ik stop met werken, is de dag dat ik doodga.” Optreden bracht hem meer rust dan in het achterliggende ellenlange deel van zijn carrière, toen hij angst en onzekerheid verborg achter zijn glimlach.

“Toen ik jong was, was het podium een bedreiging, erna stress, nog later een kwelling. Nu ben ik er thuis. Omdat ik het publiek niet meer hoef te overtuigen, zoals vroeger.”

Dit artikel werd op 1 oktober 2018 na het overlijden van Aznavour gepubliceerd in Trouw.

Geplaatst in Biografieën

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.